Het verhaal van Hendrikus en Arend
Hendrikus en zijn zoon Arend zijn al vroeg aan de slag gegaan in het tichelgat (leemkuil) vandaag. Vanmiddag gaan ze even op bezoek bij de steenfabriek van de buren. Een van de machines is daar stukgegaan. Als de stenen volgende week moeten worden gebakken, moeten de machines het natuurlijk wel doen. Die gaan vader en zoon dus repareren. Natuurlijk komen ze daarna ook even buurten voor de gezelligheid.
Leem en tichelgaten
Stenen bakken was een proces waar je geduld voor moest hebben. Ten eerste was het een uitdaging om leem te vinden. Het was een kwestie van graven. Vandaag de dag is in het landschap nog precies terug te zien waar het leem voor de stenen vandaan is gekomen. De zogenaamde leemkuilen of tichelgaten die bij het graven ontstonden, waren soms wel 30 meter breed en 10 meter diep . In het Rijssense bos vind je de kruisvijver. Dit is een voorbeeld van een zo’n tichelgat, maar dan volgelopen met water. Er zijn ook tal van droogliggende tichelgaten. Een aantal vormen samen de Ravijntjes in het Zuid-Oosten van Rijssen, waar je nu lekker overheen kan crossen met de fiets.
Steenfabrieken van Rijssen en omstreken
Het leem werd met een smalspoor naar de fabriek gebracht. Dit werd met een bepaalde hoeveelheid zand gemengd en verwerkt tot klei. De hompjes klei werden voorzichtig opgestapeld en langdurig gebakken in een steenoven. Tot voor het jaar 1900 stonden er zo’n 25 dakpannen- en steenfabriekjes in en om Rijssen. Hier werkten fabrieksarbeiders, maar ook waren er veel boeren in de regio die stenen bakten naast hun dagelijkse werk. Door industrialisatie kwam er steeds minder vraag naar lokaal gebakken stenen. Rond 1960 waren er 4 grote fabrieken over: Struik, Ten Bolscher, Baan & Ten Hove en Smeijers & Voortman. Tussen deze fabrieken was de concurrentie ver te zoeken. Ze deelden een smalspoornet van 12 kilometer lang, gingen samen op bedrijfsuitjes, de sfeer was goed en ze werkten samen wanneer dat nodig was.